De twee meest bekende inlandse Christengemeenten in Nederlandsch-Indië waren die te Depok en Toegoe (nu een een stadsdeel van Jakarta), twee dorpjes die op West-Java liggen. Toch woonden verreweg de meeste inlandse Christenen (Christeninlanders) – in 1890 92% van alle inlandse Christenen – buiten Java en wel in Menado of op Ambon of zij waren bekeerde Batakkers. In 1930 ging het om bijna 715.000 personen op een totaal aantal inlanders van ruim 59 miljoen.

De inlandse Christenen namen in Nederlandsch-Indië een bijzondere positie in. Door geloof waren zij verbonden met de Europeanen, maar door afstamming en levenswijze waren zij niet zelden een met de inheemse bevolking. Zelf verkeerden zij vaak in de veronderstelling dat zij door hun Christenzijn vanzelfsprekend gelijkgesteld waren met Europeanen. Het Nederlandsch-Indische gouvernement dacht daar echter anders over, zij het dat het beleid nogal zwalkte.

In Nederlandsch-Indië werd juridisch onderscheid gemaakt tussen Europeanen (en met hen gelijkgestelden) en inlanders (en met hen gelijkgestelden). In 1848 werden alle Christenen, inclusief de Christeninlanders, gelijkgesteld met Europeanen. In 1854 werd echter bepaald dat de inlandse Christenen onderworpen waren aan het gezag van de inlandse hoofden en dezelfde rechten, lasten en verplichtingen hadden als niet-christelijke inlanders. Zij werden vanaf 1854 dus onder de inlanders gerekend. In 1899 werden zij echter weer met Europeanen gelijkgesteld en dat bleef zo tot zij met ingang van 1920 in de nieuwe wetgeving niet meer werden genoemd onder de bevolkingsgroepen die waren onderworpen aan de bepalingen voor Europeanen. De inheemse bevolking – dus ook de Christenen onder hen – was vanaf 1920 onderworpen aan de bepalingen voor inlanders waarbij werd aangetekend dat de rechtstoestand van de inlandse Christenen nader zou worden geregeld. Dit laatste is echter nooit gebeurd.

De oorspronkelijke Depokse Christengemeente bestond uit 150 tot de protestantse variant van het Christendom bekeerde inheemsen. Zij behoorden tot de families Bacas, Isakh, Jacob, Jonathans, Joseph, Laurens, Leander, Loen, Sadokh, Samuel, Soedira en Tholense. Voor hun vrijmaking waren zij slaaf van Cornelis Chasteleijn (1657-1714), opperkoopman in dienst van de VOC en raad-ordinair van Nederlandsch-Indië (1709-†). Chasteleijn bepaalde in zijn testament dat zijn land Depok gemeenschappelijk eigendom zou worden van zijn Christenslaven en dat zij na zijn overlijden vrije mensen zouden zijn. De nazaten van de 150 oorspronkelijke Depokkers wonen nog steeds in Depok en zijn eigenaar van de grond waarop zij wonen en werken. Dennis de Calonne heeft veel genealogisch onderzoek naar deze families gedaan. Heb je speciale interesse voor deze groep inlandse Christenen, dan kun je proberen contact met hem op te nemen via https://www.decalonne.nl/contact.

De Christengemeente te Toegoe ontstond doordat de VOC Toegoe, dat al een lange bewoningsgeschiedenis kende, in 1661 als woonplaats voor Mardijker families aanwees. Mardijkers waren vrijgemaakte slaven die tot het Christendom waren bekeerd. In Toegoe waren de meesten van hen protestant en een minderheid rooms-katholiek. Overigens zijn de huidige Christelijke inwoners van Toegoe en hun verwanten die zich via Nederlands Nieuw-Guinea en Suriname uiteindelijk in Nederland vestigen, niet per se nakomelingen van de Mardijkers die zich oorspronkelijk in Toegoe vestigden.

Laat een reactie achter

Scroll naar boven